e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vanzelfsprekend natuurlijk: da’s natuurlek (Tessenderlo), da’s natuurlijk (Tessenderlo) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
vapeurmes klein snijmes: klã snē̜męs (Tessenderlo) Soort paalmes dat in het midden van het blad een korte boogvormige snede heeft waarmee men de buitenzijde van de klomphak kan rondsnijden. Zie ook afb. 249. Werken met het vapeurmes werd in Tessenderlo (K 353) bijwerken (bē̜wɛrǝʔǝ) genoemd.' [N 97, 100] II-12
varen varen: voͅərə (Tessenderlo, ... ) varen [ZND 08 (1925)] III-3-1
varen (alg.) varen: -  vare (Tessenderlo) varen III-4-3
varken varken: vęrǝʔn (Tessenderlo), vɛrkǝ (Tessenderlo), vɛrǝʔǝ (Tessenderlo), vɛrǝʔǝn (Tessenderlo), varkentje: vɛrkskǝ (Tessenderlo) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lupǝr (Tessenderlo), luǝpǝr (Tessenderlo), løi̯ǝpǝr (Tessenderlo) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens mesten opzetten: upzɛtǝ (Tessenderlo) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensketel varkensketel: vɛrǝkǝskētǝl (Tessenderlo) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6
varkensstal, varkenshok varkenskot: vɛrǝkǝskǫt (Tessenderlo), vɛrǝʔǝskǫt (Tessenderlo), varkensstal: vɛrǝkǝs[stal] (Tessenderlo), vɛrǝʔǝs[stal] (Tessenderlo) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trǫx (Tessenderlo) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6