18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
da’s natuurlek (K353p Tessenderlo),
da’s natuurlijk (K353p Tessenderlo)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
32421 |
vapeurmes |
klein snijmes:
klã snē̜męs (K353p Tessenderlo)
|
Soort paalmes dat in het midden van het blad een korte boogvormige snede heeft waarmee men de buitenzijde van de klomphak kan rondsnijden. Zie ook afb. 249. Werken met het vapeurmes werd in Tessenderlo (K 353) bijwerken (bē̜wɛrǝʔǝ) genoemd.' [N 97, 100]
II-12
|
21254 |
varen |
varen:
voͅərə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
24518 |
varen (alg.) |
varen:
-
vare (K353p Tessenderlo)
|
varen
III-4-3
|
34297 |
varken |
varken:
vęrǝʔn (K353p Tessenderlo),
vɛrkǝ (K353p Tessenderlo),
vɛrǝʔǝ (K353p Tessenderlo),
vɛrǝʔǝn (K353p Tessenderlo),
varkentje:
vɛrkskǝ (K353p Tessenderlo)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lupǝr (K353p Tessenderlo),
luǝpǝr (K353p Tessenderlo),
løi̯ǝpǝr (K353p Tessenderlo)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
opzetten:
upzɛtǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskētǝl (K353p Tessenderlo)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenskot:
vɛrǝkǝskǫt (K353p Tessenderlo),
vɛrǝʔǝskǫt (K353p Tessenderlo),
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (K353p Tessenderlo),
vɛrǝʔǝs[stal] (K353p Tessenderlo)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫx (K353p Tessenderlo)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|