30173 |
verdiept werk |
diep gevoegd:
dip ˲gǝvuxt (K353p Tessenderlo)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
līət (K353p Tessenderlo)
|
leed [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
vǝrdryǝgǝ (K353p Tessenderlo)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
droge mutten:
dryǝgǝ mø̜tǝ (K353p Tessenderlo)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (K353p Tessenderlo)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig zijn (weg, verdwenen, rits(e), foetsie, voert, voet) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
28622 |
verenigen van zwermen |
bijeenslagen:
bęjɛ̄nslāgǝn (K353p Tessenderlo),
omkaren:
umkuǝrǝn (K353p Tessenderlo)
|
Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.]
II-6
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (K353p Tessenderlo)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30661 |
verfbakje |
afdrupbak:
af˱drøp˱bak (K353p Tessenderlo)
|
Bakje voor verf. Het bakje is noodzakelijk bij het gebruik van een verfroller om de verf goed op de rol te kunnen aanbrengen. [N 67, 46b]
II-9
|
30667 |
verfhaak |
haak:
hǭk (K353p Tessenderlo)
|
S-vormige haak waaraan de verfpot kan worden gehangen. [N 67, 53b]
II-9
|
30677 |
verfkrabber |
krabber:
krabǝr (K353p Tessenderlo)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|