id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18054 | vergiftigen | vergeven: vergeven (Tessenderlo) | Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)] III-1-2 |
30740 | vergulden | vergulden: vǝrgølǝ (Tessenderlo) | Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a] II-9 |
30710 | vergulden, verzilveren | vergulden: vǝrgølǝ (Tessenderlo), verzilveren: vǝrzelvǝrǝ (Tessenderlo) | Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.] II-9 |
31130 | verhalfzolen | halflappen zetten: halǝflapǝ zɛtǝ (Tessenderlo) | De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a] II-10 |
34171 | verkeerd liggen | verkeerd zitten: verkeerd zitten (Tessenderlo) | Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11 |
21399 | verkeren | verkeren: vərkîêrn (Tessenderlo), vərkîêrə (Tessenderlo) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1 |
20364 | verkering | verkeer: verkier (Tessenderlo) | verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] III-2-2 |
20367 | verkering hebben | verkeren: vərkîêrn (Tessenderlo), vərkîêrə (Tessenderlo) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-2-2 |
18002 | verkleumd | stijf: steͅf vanə keͅiəf (Tessenderlo), verkleumd: hɛ es vərkləmpt (Tessenderlo), versteven: versteven (Tessenderlo), vərstēvə van də kēͅjəf (Tessenderlo) | hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || kleumen (inkrimpen v. de kou) [ZND m] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2 |
28948 | verknippen, versnijden | versnijden: vǝrsnęjǝ (Tessenderlo) | Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW] II-7 |