32057 |
verstek |
verstek:
vǝrstęk (K353p Tessenderlo)
|
Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.]
II-12
|
32010 |
verstekbak |
verstekbak:
vǝrstęk˱bak (K353p Tessenderlo)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|
32012 |
verstekblokje |
verstekblokje:
vǝrstęk˱blǫkskǝ (K353p Tessenderlo)
|
Werktuig, bestaande uit twee trapeziumvormige plankjes, die met behulp van een bout en vleugelmoer op een plank of lat vastgeklemd kunnen worden. Het verstekblokje wordt gebruikt met samen met een beitel om verstekken te steken. Zie ook afb. 119. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het verstekblokje. Soms is het ook samengesteld uit drie plankjes die aan één zijde in verstek zijn afgezaagd. Volgens de respondent uit Leopoldsburg (K 317) was het verstekhoekje van metaal en diende het om verstekken af te schrijven. [N 53, 214c]
II-12
|
29941 |
verstekhaak |
haak van vijfenveertig graden:
hǭk ˲van vē̜vǝnvijǝʔex ˲grǭdǝ (K353p Tessenderlo),
verstekhaak:
vǝrstękhǭk (K353p Tessenderlo)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-12, II-9
|
32060 |
verstekken |
verstek zagen:
vǝrstęk ˲zǭgǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het werkstuk in verstek brengen. [N 53, 203b]
II-12
|
31757 |
verstekzaagmachine |
verstekzaag:
vǝrstęk˲zǭx (K353p Tessenderlo)
|
Zaag die gemonteerd is in een ijzeren constructie met geleiders en in verschillende hoekstanden geplaatst kan worden. De verstekzaagmachine wordt gebruikt om verstekken te zagen. Zie ook afb. 16. [N 53, 12; monogr.]
II-12
|
31536 |
verstelbare moersleutel |
engelse sleutel:
ɛ̃ŋǝlsǝ slø̜tǝl (K353p Tessenderlo)
|
sǝl Q 116; verstelbare sleutel: vǝrštɛlbrǝ šløsǝl Q 121b; ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr P 176b; %%B de volgende opgaven betreffen het oudere type Engelse sleutel -- vergelijk afbeelding 199a-d%% engelse sleutel: e' [N 33, 300a; N 33, 300d; N 64, 78b; monogr.]
II-11
|
29112 |
verstellen |
lap opzetten:
lap upsętǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
stekken:
stekken (K353p Tessenderlo)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|
22349 |
verstoppertje spelen |
haantje haan doen:
hainjen haon doen (K353p Tessenderlo),
haantje haan spelen:
hainken haon spelen (K353p Tessenderlo),
potje-stamp:
variant op verstoppertje, met een oorspronkelijk een blikje (pottke) dat moet worden weggetrapt
potteke stamp (K353p Tessenderlo),
versteken:
versteken (K353p Tessenderlo),
verstoppertje spelen:
verstopperke (K353p Tessenderlo)
|
/ [SND (2006)] || Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)] || verstoppertje [SND (2006)]
III-3-2
|