e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vruchtbare grond goede grond: gui̯ǝ gront (Tessenderlo), zware grond: zu̯owǝrǝ grǫnt (Tessenderlo) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtgebruik tocht: tocht (Tessenderlo), tucht (Tessenderlo) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vruchtvlies helm: helm (Tessenderlo) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)] III-2-2
vuist vuist: vøist (Tessenderlo), vəst (Tessenderlo) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug boks: boks (Tessenderlo), bonk: bonk (Tessenderlo) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
vulstok, vulijzer vulijzer: vølę̄zǝr (Tessenderlo) Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42] II-10
vuurtang, sinteltang tang: taŋ (Tessenderlo) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurvaste mortel chamotte: sǝmǫt (Tessenderlo), klei: klāj (Tessenderlo) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen vuurvaste stenen: vȳrvastǝ stijǝnǝ (Tessenderlo) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
waaienx waaien: wōͅə (Tessenderlo) waaien [ZND 13 (1925)] III-4-4