33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gui̯ǝ gront (K353p Tessenderlo),
zware grond:
zu̯owǝrǝ grǫnt (K353p Tessenderlo)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
tocht (K353p Tessenderlo),
tucht (K353p Tessenderlo)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (K353p Tessenderlo)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17658 |
vuist |
vuist:
vøist (K353p Tessenderlo),
vəst (K353p Tessenderlo)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
boks:
boks (K353p Tessenderlo),
bonk:
bonk (K353p Tessenderlo)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
31165 |
vulstok, vulijzer |
vulijzer:
vølę̄zǝr (K353p Tessenderlo)
|
Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42]
II-10
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
tang:
taŋ (K353p Tessenderlo)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
sǝmǫt (K353p Tessenderlo),
klei:
klāj (K353p Tessenderlo)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurvaste stenen:
vȳrvastǝ stijǝnǝ (K353p Tessenderlo)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wōͅə (K353p Tessenderlo)
|
waaien [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|