32704 |
watervoor |
watervoor:
wǭtǝr[voor] (K353p Tessenderlo),
wǭʔǝr[voor] (K353p Tessenderlo)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
en wĕudding (K353p Tessenderlo),
wödiŋ (K353p Tessenderlo)
|
weddenschap [RND] || Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (K353p Tessenderlo)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
weevənêêr (K353p Tessenderlo)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
spinkamer:
spęnkǭmǝr (K353p Tessenderlo)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
de stof (K353p Tessenderlo),
stòf (K353p Tessenderlo)
|
de stof (het goed) [ZND 07 (1924)] || Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)]
III-1-3
|
31200 |
weegtoestel voor ijzer |
unsel:
øsǝl (K353p Tessenderlo),
øzǝl (K353p Tessenderlo)
|
In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208]
II-11
|
33821 |
week in de muil |
week in het bakkes:
wii̯ǝk en t baʔǝs (K353p Tessenderlo)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
21518 |
weekblad? |
illustratie (<fr.):
illustratie (K353p Tessenderlo),
mannetjesboek:
zeggen kleine kinderen
mennekesboek (K353p Tessenderlo)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23511 |
weekdienst |
zeswekenmis:
zéswekenmissen (K353p Tessenderlo)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|