id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34311 | zeug met biggen | zog: zux (Tessenderlo) | Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12 |
33397 | zeugekooi | zoggebak: zugǝbak (Tessenderlo) | De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d] I-6 |
33146 | zeven met de handzeef | ziften: zeftǝ (Tessenderlo) | Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4 |
26622 | zeven, builen | builen: bǫwǝlǝ (Tessenderlo) | Het meel zeven. In P 222 maakt men een onderscheid tussen teemsen en boulteren. De eerste term gebruikt men voor het zeven van meel met de hand door middel van een zeef. Wanneer deze bewerking machinaal door de molenaar wordt uitgevoerd, spreekt men van ɛboulterenɛ. Zie ook het lemma ɛuitzeven van de zemelenɛ in wld II.1, pag. 85.' [N O, 38a; Vds 241; Jan 239; Coe 215; Grof 244; monogr.; N 18, 136; N 18, 136 add.; JG 1b] II-3 |
17693 | zeveren | zeveren: WNT, bet. 1) Speeksel, kwijl uit de mond laten lopen. ziəvərt (Tessenderlo) | Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)] III-1-1 |
21298 | zich bemoeien met | bemoeien: bəmə:jən me: (Tessenderlo), moeien: moeien (Tessenderlo) | ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] || zich bemoeien met [ZND 01 (1922)] III-3-1 |
33860 | zich bij het stappen op de voorhoeven trappen | op zijn poten lopen: ǫp zǝn puǝtǝ lupǝ (Tessenderlo), overstappen: ōvǝrstapǝ (Tessenderlo) | [N 8, 75 en 79] I-9 |
17938 | zich haasten | zich spoeden: ons spoeden (Tessenderlo), zich spoeden (Tessenderlo) | Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2 |
19047 | zich inbeelden | denken: ook materiaal znd 27, 39 denken (Tessenderlo), in zijn kop steken: ook materiaal znd 27, 39 ’em inzen kop steken (Tessenderlo), zich denken: ook materiaal znd 27, 39 mir denken (Tessenderlo), zich inbeelden: ook materiaal znd 27, 39 zix inbelden (Tessenderlo) | inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
34232 | zich moeilijk laten melken | moeilijke koe voor te melken: mui̯lǝkǝ kuj vør tǝ mɛlǝkǝ (Tessenderlo) | Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11 |