31173 |
zwartmiddel |
zwarte verf:
zwętǝ vɛrf (K353p Tessenderlo)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|
28596 |
zwavel, sulfer |
solfer:
sǫlfǝr (K353p Tessenderlo)
|
Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209]
II-6
|
28598 |
zwavelkaart |
solfer:
sǫlǝfǝr (K353p Tessenderlo),
solferkaart:
sǫlfǝrkǭǝt (K353p Tessenderlo)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
ps. omgespeld volgens Frings.
soͅləfər (K353p Tessenderlo)
|
zwavel [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
karwats:
karwatš (K353p Tessenderlo),
klets:
klets (K353p Tessenderlo),
smak:
smak (K353p Tessenderlo),
zweep:
zwiǝp (K353p Tessenderlo)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zwerage:
zwerage (K353p Tessenderlo)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zwijət (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18055 |
zwellen |
zwellen:
zwellen (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
zwellen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33875 |
zwellen van de uier |
(ze is aan het) uieren:
ø̜̄i̯ǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 51]
I-9
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
z(w)ume (K353p Tessenderlo),
zwĕumme(n) (K353p Tessenderlo),
zwömən (K353p Tessenderlo)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)]
III-3-2
|