e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwartmiddel zwarte verf: zwętǝ vɛrf (Tessenderlo) Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46] II-10
zwavel, sulfer solfer: sǫlfǝr (Tessenderlo) Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209] II-6
zwavelkaart solfer: sǫlǝfǝr (Tessenderlo), solferkaart: sǫlfǝrkǭǝt (Tessenderlo) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelx solfer: ps. omgespeld volgens Frings.  soͅləfər (Tessenderlo) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep karwats: karwatš (Tessenderlo), klets: klets (Tessenderlo), smak: smak (Tessenderlo), zweep: zwiǝp (Tessenderlo) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zwerage: zwerage (Tessenderlo) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)] III-1-2
zweet zweet: zwijət (Tessenderlo, ... ) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwellen zwellen: zwellen (Tessenderlo, ... ) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zwellen van de uier (ze is aan het) uieren: ø̜̄i̯ǝrǝ (Tessenderlo) [N 8, 51] I-9
zwemmen zwemmen: z(w)ume (Tessenderlo), zwĕumme(n) (Tessenderlo), zwömən (Tessenderlo) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)] III-3-2