e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwezerik soepieten: sypit⁄n (Tessenderlo) kalfzwezerikken [ZND 08 (1925)] III-2-3
zwiepingen profiellatten: prǫfellaʔǝ (Tessenderlo), schoren: sxōrǝ (Tessenderlo) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijgen zwijgen: k zal ma zwɛ̄gən (Tessenderlo) Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
zwijmelen van hot naar haar (lopen): van hyt nǭ hār (Tessenderlo), zigzag over de weg (gaan): zexzax ōvǝr dǝ węx (Tessenderlo), zwadderaar: zwadǝrɛ̄i̯ǝr (Tessenderlo) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwik zwik: zwek (Tessenderlo) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoegen wroeten: k kämət’n vry(3)̄t’n (Tessenderlo) Ik heb moeten zwoegen. [ZND 08 (1925)] III-1-4
zwoord zwaard: zwōͅi (Tessenderlo) zwoerd [Goossens 1b (1960)] III-2-3
één frank frank: den entree is ne fran(gk) (Tessenderlo), den entré is ⁄n frang (Tessenderlo), den entrée is ne frang (Tessenderlo), dən òntre: es nə fran (Tessenderlo), ne frang va binnekome (Tessenderlo), ne frang ver inkomen (Tessenderlo) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1