24475 |
brem |
brem:
-
brem (K353p Tessenderlo),
hei:
-
hai (K353p Tessenderlo)
|
brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
brîngen (K353p Tessenderlo)
|
brengen [ZND m]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
lits:
litsen (K353p Tessenderlo)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brø:k (K353p Tessenderlo)
|
breuk [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bri:f (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
brief [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prø̜sǝ (K353p Tessenderlo)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
28470 |
broed |
broed:
brut (K353p Tessenderlo)
|
Het geheel van eieren en larven in het broednest, onderverdeeld in open broed (eitjes en larven) en gesloten broed (het popstadium). [N 63, 20a; N 63, 18; Ge 37, 64]
II-6
|
28468 |
broed aanzetten |
broed zetten:
brut zɛtǝ (K353p Tessenderlo)
|
Begin van vorming van het broednest. De koningin legt bevruchte en onbevruchte eieren in de cellen. Uit de bevruchte eieren komen de werkbij en de koningin of moer, uit de onbevruchte de dar. [N 63, 18]
II-6
|
28490 |
broed trekken |
broed trekken:
brut trɛkǝn (K353p Tessenderlo)
|
Verwijderen van het broed door de bijen als er te weinig voedsel is. De bijen verwijderen het onverzegelde broed, eventueel bij grote armoede ook het verzegelde, omdat de materie waarin de larven liggen hen nog als voedsel kan dienen. [N 63, 20b]
II-6
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
bryǝ (K353p Tessenderlo),
brȳn (K353p Tessenderlo)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|