33482 |
aardbei |
aardbes:
eͅtbēͅs (K353p Tessenderlo),
ɛtbēs (K353p Tessenderlo),
aardbezie:
etbezie (K353p Tessenderlo)
|
[ZND 19A (1936)]
I-7
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ērǝ pǫt (K353p Tessenderlo),
ē̜rǝ pǫt (K353p Tessenderlo),
ɛjrǝn pǫt (K353p Tessenderlo),
kroeg:
krux (K353p Tessenderlo),
stenen pot:
stī̄nǝ pǫt (K353p Tessenderlo),
stēǝnǝ pǫt (K353p Tessenderlo)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
17653 |
aars |
aars:
ɛ.əs (K353p Tessenderlo),
kont:
kont (K353p Tessenderlo),
post:
post (K353p Tessenderlo)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)] || aarsgat [ZND m]
I-9, III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
twijfelen:
twɛfln (K353p Tessenderlo)
|
aarzelen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
aas (K353p Tessenderlo),
hetten ous (K353p Tessenderlo),
koeken aos (K353p Tessenderlo),
kŭən ōͅs (K353p Tessenderlo),
ousen (K353p Tessenderlo),
schuppen aos (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
schyp⁄n aos (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
abuis:
ge zijt abuus (K353p Tessenderlo),
ook materiaal znd 19a,6
aby‧s (K353p Tessenderlo),
ge zijt abuus (K353p Tessenderlo),
mis:
da`s mis (K353p Tessenderlo),
das mes (K353p Tessenderlo),
das mis (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
26007 |
achteraanweeg |
vanggeweeg:
vaŋ˲gǝwēx (K353p Tessenderlo)
|
De zijkant van de molenkast waar zich de vang bevindt. [N O, 47a]
II-3
|
19021 |
achterdocht |
achterdocht:
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
axtərduxt (K353p Tessenderlo)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (K353p Tessenderlo)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
(het) achterste:
agǝstǝ (K353p Tessenderlo),
achterwerk:
axtǝrwɛrǝk (K353p Tessenderlo)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|