18824 |
chagrijn |
verdriet:
vərdrīt (K353p Tessenderlo)
|
chagrijn [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28749 |
changeant |
changeant:
žõ̜žõ̜ (K353p Tessenderlo)
|
Katoenen, wollen of zijden weefsel met een wisselende weerschijn naarmate het licht er anders op valt. [N 62, 96]
II-7
|
30645 |
chiquetteerkwast |
chiquetteer:
šektējǝr (K353p Tessenderlo),
chiquetteur:
šektø̜jǝr (K353p Tessenderlo)
|
Kwast waarvan de haarbundel zich bij vulling met verf in punten scheidt. De kwast wordt gebuikt voor het chiquetteren, een techniek bij het marmerschilderen, bestaande in het aanbrengen van kleine vlekjes. [N 67, 39a]
II-9
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
sieboorie (K353p Tessenderlo)
|
Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
bittere, de -:
bitər (K353p Tessenderlo)
|
cichorei [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33476 |
cirkelvormig raam |
loerkot:
lurkǫt (K353p Tessenderlo)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
31773 |
cirkelzaagmachine |
cirkelzaag:
serǝʔǝlzǭx (K353p Tessenderlo)
|
Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.]
II-12
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (K353p Tessenderlo),
korte jas:
korte jas (K353p Tessenderlo)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
rondganger:
roontganger (K353p Tessenderlo)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
omhaling:
oemhaoling (K353p Tessenderlo)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|