e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dichtstoppen opstoppen: upstǫpǝ (Tessenderlo) Naden, gaten en spijkergaten opvullen met stopsel, stopsteen, stopwas of met stopverf. [N 53, 235a] II-12
dief dief: dief (Tessenderlo), dīf (Tessenderlo) dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-3-1
diep diep: dei̯p (Tessenderlo), dip (Tessenderlo), dīp (Tessenderlo) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diepzinnig diepzinnig: hij is diepzinnig (Tessenderlo), filosoof: ne filosoof (Tessenderlo) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: best (Tessenderlo), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  best (Tessenderlo), bɛst (Tessenderlo), dier: dier (Tessenderlo), ook in ZND 23, 009  dieër (Tessenderlo) beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bil: bil (Tessenderlo, ... ) dij [ZND m] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: dēͅk (Tessenderlo), dijk (Tessenderlo, ... ), dē̜k (Tessenderlo), dęi̯k (Tessenderlo) dijk [ZND 33 (1940)], [ZND m] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dikke neus tromp: tromp (Tessenderlo) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] III-1-1
dikke want want: wanten (Tessenderlo) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel dikke mantel: nə dikke mantel (Tessenderlo, ... ), nə dikke manəl (Tessenderlo), dikke paletot (fr.): ne dikke palto (Tessenderlo, ... ), nen dikke palteau (Tessenderlo, ... ), paletot (fr.): palto (Tessenderlo) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] || een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3