30593 |
afbijtmiddel |
kaligène:
kaležē̜n (K353p Tessenderlo)
|
De algemene benaming voor een middel om verf los te weken. Men onderscheidt gelvormige en alkalische afbijtmiddelen. De werkzame bestanddelen van gelvormige afbijtmiddelen zijn een mengsel van dichloormetaan en methanol. De alkalische afbijtmiddelen bevatten calciumhydroxyde of natriumhydroxyde. Zij worden meestal in poedervorm aangeboden en dienen voor gebruik met water te worden aangelengd. De invuller uit L 267 onderscheidde brandbare en onbrandbare afbijtmiddelen, terwijl men in Q 111 afbijtmiddelen in de vorm van pasta en in vloeibare vorm kende. [N 67, 16a; N 67, 16b]
II-9
|
29364 |
afbranden |
afbranden:
af˱branǝ (K353p Tessenderlo)
|
Oude verf met behulp van een brandlamp verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Brandlamp'. [N 67, 68b]
II-9
|
19803 |
afdak |
afdak:
afdak (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
af˂dak (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
33470 |
afdakje boven de poort |
oversteek:
ovǝrstek (K353p Tessenderlo)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
30390 |
afdeklat |
kwartrond:
kwartrõnt (K353p Tessenderlo)
|
Latje dat als afdekking op de trapboom tegen de muur wordt gespijkerd. [N 55, 102]
II-9
|
28613 |
afgejaagd volk |
afgejaagd volk:
afgǝjǭxt vǫlk (K353p Tessenderlo),
jager:
jǭgǝr (K353p Tessenderlo)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgeroomde melk:
afxǝrōmdǝ mɛlǝk (K353p Tessenderlo),
aflaat:
aflāt (K353p Tessenderlo),
botermelk:
botermelk (K353p Tessenderlo),
leut:
lȳt (K353p Tessenderlo),
leuter:
lȳtǝr (K353p Tessenderlo)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
31719 |
afgezaagd kantstuk |
snijkant:
snē̜kãnt (K353p Tessenderlo)
|
Het in de lengterichting afgezaagde, aan één zijde nog met schors bedekte zijdeel van een plank. Zie ook de lemmata ɛschaaldeelɛ en ɛwankantɛ.' [N 53, 29c; monogr.]
II-12
|
30296 |
afhangen |
(de deur) afhangen:
afhaŋǝ (K353p Tessenderlo)
|
Deuren van scharnieren voorzien en ze vervolgens draaibaar in het kozijn bevestigen. [N 55, 35]
II-9
|
18039 |
afhangend gezwel |
lel:
lel (K353p Tessenderlo)
|
Een afhangend gezwel (kwabbel, knoebel, knoep, lel) [N 107 (2001)]
III-1-2
|