32356 |
droogkamer |
droogkamer:
dryjǝxkǭmǝr (K353p Tessenderlo)
|
Afgesloten ruimte waar de nieuw vervaardigde klompen met behulp van een verwamingsinstallatie op kunstmatige wijze gedroogd worden. De droogkamer wordt alleen gebruikt in de machinale klompenindustrie. [N 97, 5]
II-12
|
32367 |
droogschijf |
droogschijf:
dryjǝxsxē̜f (K353p Tessenderlo)
|
Een zeer dunne, van de boomstam gezaagde schijf, die op het verse zaagvlak van een bol wordt gelegd om scheuren door droogte te voorkomen. [N 97, 46]
II-12
|
29739 |
droogschuur |
droogschuur:
dryjǝxsxȳr (K353p Tessenderlo)
|
Overdekte ruimte waar klompen op natuurlijke manier gedroogd worden. Het drogen gebeurt bij de meeste klompenmakers voordat de klompen hun uiteindelijke afwerking krijgen. [N 97, 6]
II-12
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryǝxstān (K353p Tessenderlo),
dryǝxstǭn (K353p Tessenderlo)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
druugte (K353p Tessenderlo),
drəgte (K353p Tessenderlo)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
20554 |
drop |
klissap:
zie ook znd 1u,45a
klisap (K353p Tessenderlo)
|
drop [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
nat (K353p Tessenderlo)
|
nat [ZND m]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventrossel:
trouəvəntrosəl (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
tros druiven:
tros druiven (K353p Tessenderlo),
trossel druiven:
trossel druiven (K353p Tessenderlo)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
altijd wroeten:
alteͅ vrytə (K353p Tessenderlo),
weg en weer lopen:
weͅx ən wēͅjər luwəpə (K353p Tessenderlo)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
luiewijvenknoop:
lowǝjǝwē̜vǝknop (K353p Tessenderlo),
lowǝwē̜vǝknop (K353p Tessenderlo)
|
Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW]
II-7
|