34345 |
biggen werpen |
baggelen:
bagǝlǝ (Q209p Teuven)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
32547 |
biggenmand |
baggenmandel:
baqǝmandǝl (Q209p Teuven)
|
Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.]
I-12
|
34152 |
bij dekking bevrucht |
behouden:
bǝhǫwǝ (Q209p Teuven)
|
De koe is in eerste instantie vermoedelijk bevrucht, als de volgende tochtigheid uitblijft. Na verloop van tijd kan men constateren dat ze drachtig is geworden. [N 3A, 32a]
I-11
|
21655 |
bij handslag verkopen |
uit de hand verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
geͅdutər hānt fərkōpə (Q209p Teuven)
|
handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28407 |
bijenkorf |
bijenkaar:
bi-jǝkā.ǝr (Q209p Teuven)
|
Van roggestro of buntgras gevlochten korf voor bijen. Het houden van bijen in korven is de ouderwetse vorm, ook wel de vaste bouw genoemd. De kast heeft de korf tegenwoordig veelal vervangen. Men spreekt dan van losse bouw (De Roever, pag. 149). De korf werd meestal met dikke, brede windingen gevlochten van met de hand gedorst stro, bijeengehouden door Spaans riet of voorheen ook wel gespleten braamtakken of dennenwortels of soms wilgetakken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten korven: grote en kleine, hoge en lage, korven met één of twee vlieggaten, met en zonder spongaten die het voeren moeten vereenvoudigen. Voor al die korven geldt echter dezelfde bedrijfswijze als die met korven van het Drents model. De ronde strokorf van Drente heeft een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Ter bescherming tegen koude en regen of ook wel ter versteviging van oude korven besmeert men de korf, hetzij van buiten hetzij van binnen, met leem of kleiaarde, vermengd met gerstekaf of koemest met as of kalk. Soms wordt de korf met bunt of smelen overdekt. [N 63, 2a; N 63, 1a; N 63, 8; L 1a-m; L 1u, 13; L 16, 7; S 3; JG 1a + 1b; Ge 37, 12; A 9, 4; N 40, 137; monogr.]
II-6
|
21102 |
bijten |
bijten:
1a-m
bieten (Q209p Teuven)
|
bijten [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
33213 |
bijzondere rieken, a. voerriek |
crompîrengaffel:
krompii̯ǝrǝgafǝl (Q209p Teuven)
|
Een riek met brede platte tanden, om voer uit de koeketel te scheppen. Zie ook de toelichting bij het lemma Aardappelriek, Algemeen. [N 18, 26a]
I-5
|
21641 |
biljet van duizend frank |
stuk van duizend frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə štøk fa dūzənt fraŋ (Q209p Teuven)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
stuk van duizend gulden:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə štøk fa dūzənt xøldə (Q209p Teuven)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
stuk van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə štøk fa hoͅndərt fraŋ (Q209p Teuven)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|