e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Teuven

Overzicht

Gevonden: 1237
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: doͅndərə (Teuven) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderslag donderslag: doͅndərslāx (Teuven) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderwolken: doͅndərwoͅkə (Teuven) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dər doͅndər (Teuven) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vāl [koe] (Teuven) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
doodskleed doodskleed: doodskleed met zwarte strik (Teuven), doͅtsklēͅt (Teuven), laken: wit laken (Teuven) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doofpot amerenpot: ōͅmərəpoͅt (Teuven), trommel: troͅməl (Teuven, ... ) doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
dooien t slaakt]: oͅntu(w)ənə (Teuven), twēͅr gēͅt àf (Teuven), ət oͅntu(w)oͅt (Teuven) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier (het) dool: dōl (Teuven) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopdeken: dōͅpteͅkə (Teuven) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2