e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Teuven

Overzicht

Gevonden: 1237
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren deurtje voor het ovengat ovensdeur: ǫu̯ǝvǝns˲d˙ø̜̄r (Teuven) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren gaffel, oogstgaffel hooigaffel: [hooi]jafǝl (Teuven) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzertje onder een schoen ijzer: īzər (Teuven), īzərə (Teuven) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
inkomsten inkomen: ps. omgespeld volgens Frings.  dekōmə (Teuven) inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkopen gaan doen op de markt naar de markt gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  nogənəmātxūwə (Teuven), nogənəmātxūə (Teuven), op de markt gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  gēͅlə oͅpənə māt (Teuven) inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)] III-3-1
inmaakpot moesbaar: mōsbār (Teuven) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
inslaan, van de bliksem gezegd de bliksem is ingevallen: dər bleksəm eͅs eͅgəvalə (Teuven), invallen: evalə (Teuven) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
jacquetpak jacquet (<fr.): žakeͅt (Teuven) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jak bloes: blūs (Teuven), bolero (<fr.): boͅleroͅ (Teuven), jak: jak (Teuven, ... ) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jam gelei: žlɛ̄i̯ (Teuven) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3