32838 |
molbord |
moltelder:
mǫ.ltɛ.ldǝr (Q209p Teuven)
|
Bedoeld wordt het sleeptoestel dat men bij het egaliseren van ongelijk land gebruikt om grond te verplaatsen, of waarmee men de aarde van molshopen verzamelt; zie afb. 96 en 97. [N 18, 22]
I-2
|
34617 |
molen van de wagen |
molen:
mø̜̄lǝ (Q209p Teuven)
|
Dat deel van het voorstel dat ervoor zorgt dat het voorstel wendbaar is, de draaischijf. Het bestaat uit twee in elkaar draaiende metalen ringen die zich tussen het voorste asblok en het rongblok bevinden. De molen komt alleen voor bij de molenwagen. [N 17, 44j + 50a + 50c; N G, 71c; JG 1b; JG 1c; JG 1d; monogr.]
I-13
|
34572 |
molenwagen |
molenkar:
mø̜̄lǝkār (Q209p Teuven)
|
Vierwielige wagen met vaste voor- en zijwanden, waarvan de bak op veren rust. Het voor- en achterstel zijn met elkaar verbonden door middel van twee draagbalken. Het voorste asstel draait gemakkelijk door middel van metalen ringen die op de asbalk liggen. Deze wagen is lichter dan de langwagen, omdat de wielen lichter zijn. [N 17, 43b; N G, 51 + 71a; JG 1d]
I-13
|
32856 |
molshoop in het grasland |
moutheuvel:
(mv mōth"vǝlǝ)
mōthø̄vǝl (Q209p Teuven
[(betekent ook 'mol')]
)
|
Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.]
I-3
|
21598 |
mompelen |
grommelen:
grommelen (Q209p Teuven),
motsen (<du.):
kwaad zijn, mompelen zonder te zeggen waarom men kwaad is
moetsen (Q209p Teuven)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] || Hoe noemt men binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
krankte:
krē̜ŋdǝ (Q209p Teuven)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11
|
25169 |
mooi, helder weer |
weertje:
wɛrəkə (Q209p Teuven)
|
mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21263 |
motor |
moteur:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
mo`teur (Q209p Teuven)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
moto (fr.):
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motto (Q209p Teuven)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
muggenpis:
møgəpiz (Q209p Teuven),
snis:
šnis (Q209p Teuven),
zachte najaarsregen:
(= zachte)
zøtə nōͅjōͅrsrēͅn (Q209p Teuven)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|