22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ĕ fien beldsje (Q209p Teuven)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
21649 |
priem? (wbd) |
voorschot:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə və(j)əršoͅt (Q209p Teuven)
|
bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
dekenhoed?:
deͅjəkə hōt (Q209p Teuven)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
prø̄və (Q209p Teuven)
|
proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
hoedenveer:
hōtə vēͅr (Q209p Teuven),
veer:
vēͅr (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klēŋkə (Q209p Teuven)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
provisieschap:
proͅvizišap (Q209p Teuven),
proͅvizišāf (Q209p Teuven)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20568 |
pruimen |
sjieken:
šiqə (Q209p Teuven)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18693 |
pullover |
pullover:
pylōvər (Q209p Teuven)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (Q209p Teuven)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|