23319 |
deugd |
deugd:
deugd (L374p Thorn)
|
Deugd. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23954 |
deugdzaam |
deugdzaam:
deugdzaam (L374p Thorn)
|
Deugdzaam. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneet (L374p Thorn),
deugniet:
dèùgneet (L374p Thorn),
rotzak:
rotzak (L374p Thorn),
vlegel:
vlegel (L374p Thorn),
vlîegel (L374p Thorn)
|
deugniet [DC 11 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dȳǝr (L374p Thorn),
dø̄r (L374p Thorn)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
29803 |
deuropening |
deur:
dø̄̄r (L374p Thorn)
|
Opening in de wand waardoor de produkten in en uit de kamers van de vlamoven gedragen werden. [monogr.]
II-8
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
poortje:
pø̜rtjǝ (L374p Thorn)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diabolo (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
afgang:
aafgank (L374p Thorn),
āfgaŋk (L374p Thorn),
dunne, de -:
aan den dunne (L374p Thorn),
dunne (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
Diarree.
aan de dunne (L374p Thorn),
kom-gauw:
aan de kóm gaw (L374p Thorn),
Diarree.
aan de kómgauw (L374p Thorn),
schijt:
aane sjiet (L374p Thorn)
|
[N 10 (1961)]Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)]
I-11, III-1-2
|
34351 |
diarree hebben |
aan de schijt (zijn):
ānǝ šīt zēn (L374p Thorn)
|
Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a]
I-12
|