33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
her:
hɛr (L374p Thorn)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
28544 |
dracht |
dracht:
dracht (L374p Thorn)
|
Periode of vlucht waarin de bijen honing en stuifmeel verzamelen. De periode bestrijkt voorjaar, zomer en najaar. Met dracht kan men ook duiden op het resultaat van de vlucht, nl. de honing. [N 63, 48; Ge 37, 84]
II-6
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
ideosyncr.
dreugjt (L374p Thorn),
ww. heeft dracht:
WLD honden
hae dreugtj (L374p Thorn),
ww. heeft jongen op:
WLD katten, konijnen
haet jőőnge op (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
dragende meer:
drāgǝndǝ mē̜r (L374p Thorn)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
liezen:
leze (L374p Thorn),
ringen/randen:
reng (L374p Thorn)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (L374p Thorn)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
het ies dreugjt (L374p Thorn),
⁄t ies dreugtj (L374p Thorn)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
draeger (L374p Thorn)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
heemeldraeger (L374p Thorn),
hemeldriegers (L374p Thorn)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandeldrager:
vaandeldriëger (L374p Thorn)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|