e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afdeling afdeling: āfdęjleŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.] II-5
afdelingsopzichter afdelingsopzichter: āfdęjleŋsopzextǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), dagstijger: dāxstīgǝr (Thorn  [(Maurits)]  ) Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37] II-5
afdingen afpingelen: aafpingele (Thorn), pingelen: pingele (Thorn) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afgeroomde melk afgelaten melk: āfxǝlǭtǝ mɛlk (Thorn) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgunst afgunst: aafgunst (Thorn), jaloers: sjeloes (Thorn) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig afgunstig: aafgunstig (Thorn) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ponnie (Thorn) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afkalven afkalven: aafkalve (Thorn), uitspoelen: oetgespeuljt (Thorn) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkoelen afkoelen: āfkø̄̄lǝ (Thorn) De temperatuur in de oven langzaam verminderen. [monogr.] II-8
afkoken groente kort koken: greunte kort koke (Thorn) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3