27728 |
afdeling |
afdeling:
āfdęjleŋ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
afdelingsopzichter:
āfdęjleŋsopzextǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
dagstijger:
dāxstīgǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
)
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L374p Thorn),
pingelen:
pingele (L374p Thorn)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgelaten melk:
āfxǝlǭtǝ mɛlk (L374p Thorn)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafgunst (L374p Thorn),
jaloers:
sjeloes (L374p Thorn)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
aafgunstig (L374p Thorn)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (L374p Thorn)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afkalven:
aafkalve (L374p Thorn),
uitspoelen:
oetgespeuljt (L374p Thorn)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
26617 |
afkoelen |
afkoelen:
āfkø̄̄lǝ (L374p Thorn)
|
De temperatuur in de oven langzaam verminderen. [monogr.]
II-8
|
20528 |
afkoken |
groente kort koken:
greunte kort koke (L374p Thorn)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|