e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ecthyma, zere bekjes, muilschurft brand: branjtj (Thorn) Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49] I-12
eczeem eczeem: ekzeem (Thorn), haarworm: haorworm (Thorn) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eekhoorn eekhoorntje: eikörke (Thorn), iŋkø͂ͅrtjə (Thorn), Fr. eu  inkköörke (Thorn) eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eekhoorntjesbrood eekhoorntjesbrood: WLD  eekhoorntjesbrood (Thorn) Eekhoorntjesbrood: een eetbare paddestoel met een bruine hoed en een lichtbruine, witgeaderde voet. Vaak wordt het vlees bij het doorbreken blauw. [N 92 (1982)] III-4-3
eelt, eeltknobbel zwel: zweêl (Thorn), zwieel (Thorn) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat zweelwrat: zwelvrat (Thorn) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aflaat verdienen aflaat verdienen: aaflaot verdeene (Thorn) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een april een april: 1-apr (Thorn) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
een askruisje halen askruisje halen: askruutske hoale (Thorn), askruutske hoeële (Thorn) Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)] III-3-3
een baard maken baard maken: bārt mākǝ (Thorn) Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a] II-6