21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loestere (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20505 |
een borrel drinken |
borrelen:
borrele (L374p Thorn)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bu̞tram smīərə (L374p Thorn)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
geven:
gaeve (L374p Thorn),
schenken:
sjinke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜.i̯ (L374p Thorn)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schellen:
šęlǝ (L374p Thorn)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
schouwen:
šǫu̯ǝ (L374p Thorn)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte afleggen:
gelofte aaflèkge (L374p Thorn)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34523 |
een haan snijden |
kapuinen:
kapȳnǝ (L374p Thorn)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
20131 |
een hond vleien |
flemen:
ideosyncr.
fléme (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|