e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een bevel opvolgen luisteren: loestere (Thorn, ... ) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een borrel drinken borrelen: borrele (Thorn) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən bu̞tram smīərə (Thorn) smeren [RND] III-2-3
een cadeau geven geven: gaeve (Thorn), schenken: sjinke (Thorn, ... ) Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2
een ei ei: ē̜.i̯ (Thorn) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een ei afpellen schellen: šęlǝ (Thorn) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12
een ei schouwen schouwen: šǫu̯ǝ (Thorn) Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56] I-12
een gelofte doen gelofte afleggen: gelofte aaflèkge (Thorn) Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)] III-3-3
een haan snijden kapuinen: kapȳnǝ (Thorn) Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.] I-12
een hond vleien flemen: ideosyncr.  fléme (Thorn) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1