e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een voor afhakken, afscheppen afschoepen: āfšōpǝ (Thorn) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1
een weide scheuren breken: brę̄kǝ (Thorn) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten een scheet laten: eine sjeet laote (Thorn), ene laten vliegen: eine laote vleege (Thorn) wind laten [N 10c (1995)] III-1-1
een zak aanstroppen (zakken) vastmaken: vastmākǝ (Thorn) Een zak graan aan de luireep, de luiketting of het luikoord vastmaken. [N O, 26c; Jan 233; Coe 212] II-3
een zandbad nemen kotelen: kūtǝlǝ (Thorn), ploeteren: plutǝrǝ (Thorn) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
een zeugennest maken met struu slepen: męt stryǝ slęi̯pǝ (Thorn) Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56] I-12
een ziekte onder de leden hebben een krankheid op het lijf hebben: hae ahet ein krankheit op het lief (Thorn) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eend eend: ē̜nj (Thorn) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eendagsbloem (tradescantia virginiana l.) pastoorstippen: idiosyncr.  pestoeərsstippe (Thorn) Eendagsbloem (tradescantia virginica). De bloemen van deze plant lijken op die van de lelie, door het bezit van een afzonderlijke, groene, driebladige kelk en een gekleurde, eveneens driebladige kroon. De stengel van deze plant is rechtopstaand, de blader [N 92 (1982)] III-2-1
eenentwintigen (kaartspel) eenentwintigen: einentwintjige (Thorn) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2