e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eenmaal geschoren schaap schaap: šǭp (Thorn) Vergelijk ook het lemma SCHAAP (2.1.1). [schaap met 6 tanden; heeft de mond vol] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg brabantse ploeg: brǭban(t)sǝ [ploeg] (Thorn), hondsploeg: hon(t)s[ploeg] (Thorn) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig eenvoudig: einvoudig (Thorn), gewoon: gewèùən (Thorn) zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenzaam alleen: alein (Thorn) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eenzaat eenling: einling (Thorn), kluizenaar: kluizenîêr (Thorn) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eer aan de vader eer aan de vader: ieer aane vader (Thorn), ier aan de vader (Thorn) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eerherstellende communie ziekencommunie (<lat.): zieke communiej (Thorn) Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
eerlijk eerlijk: eerlik (Thorn), ièrlik (Thorn) zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
eerlijk in het spel eerlijk: eerlik (Thorn), ierlik (Thorn) Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)] III-3-2
eerste baardharen dons: dóns (Thorn) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1