32873 |
enkelvoudig handvat |
kruk:
krø̜k (L374p Thorn)
|
Handvat van de zeis, indien het er maar één is. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''.' [N C, 3a]
I-3
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (L374p Thorn),
grøfələ (L374p Thorn)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
34413 |
enterotoxaemie, het bloed |
kolder:
kǫldǝr (L374p Thorn)
|
Een ziekte, veroorzaakt door bacteriën die in het weiland voorkomen. In het lichaam vormen deze bacteriën vergiften. De zieke dieren springen plotseling op, draaien rond, vallen neer, maken fietsende bewegingen, buigen het hoofd naar boven, krijgen schuim op de bek en sterven spoedig. [N 77, 66; N 19, 68]
I-12
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
anvelop (L374p Thorn),
envelop (L374p Thorn)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epedemiej (L374p Thorn),
epidemie (L374p Thorn)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
eerste lezing:
ieeste lezing (L374p Thorn),
epistel (<lat.):
epistel (L374p Thorn)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
spanne (L374p Thorn)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
bōͅx (L374p Thorn),
ereboog:
erebaog (L374p Thorn),
iërebaog (L374p Thorn),
triomfboog:
triomfbäög (L374p Thorn)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
iërebaog (L374p Thorn)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
ereboog:
iërebaog (L374p Thorn)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|