e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-valentijn valentijnsdag: valentiensdaag (Thorn) 14 februari, H. Valentijn. [N 96C (1989)] III-3-3
feesten feesten: feeste (Thorn), fieste (Thorn) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
feestpredicatie feestpredicatie (<lat.): fieestpraedikatie (Thorn), feestpreek: fīəstprēͅk (Thorn) Een feestpredikatie. [N 96B (1989)] III-3-3
fiets fiets: fiets (Thorn, ... ) Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen fietsen: fietse (Thorn, ... ) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijt fijt: fiet (Thorn), fīēt (Thorn) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas billen: bille (Thorn), lende: linje (Thorn) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Thorn, ... ) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen fladderen: fladdere (Thorn) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Thorn) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3