18024 |
fluimen uitspuwen |
klarken:
klarken (L374p Thorn)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24782 |
fluitekruid |
schalk:
idiosyncr.
sjalk (L374p Thorn)
|
Fluitekruid (anthriscus sylvestris 50 tot 150 cm. De stengels zijn gegroefd en zijn hol, meestal onderaan behaard; de bladeren zijn tot 3-voudig geveerd, en zacht behaard, de omwindseltjes zijn 5-bladig; de bloemen zijn wit, zelden roze; de vruchten zij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L374p Thorn)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
34307 |
fokbeer |
fokbeer:
fǫkbiǝr (L374p Thorn)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
33755 |
fokmerrie |
fokmeer:
fǫkmē̜r (L374p Thorn)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
flonkeren:
flonkere (L374p Thorn),
fonkelen:
fónkele (L374p Thorn)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeljd (L374p Thorn),
fooi:
fooi (L374p Thorn),
ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
foaj (L374p Thorn)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
mv: -ze
framboize (L374p Thorn)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene pater (L374p Thorn)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L374p Thorn),
frānjǝl (L374p Thorn)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|