23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
gevalle ingele (L374p Thorn)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Opm. is vroegere benaming.
kasjot (L374p Thorn),
gevangenis:
gevangenis (L374p Thorn),
petoet:
Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.
petoet (L374p Thorn)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (L374p Thorn)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
34303 |
gevlekt varken |
gevlekt varken:
gǝvlɛktj vɛrkǝ (L374p Thorn)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L374p Thorn, ...
L374p Thorn,
L374p Thorn)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
geen gevoel:
gein geveul həbbe (L374p Thorn),
gevoelloos:
geveulloos (L374p Thorn)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
het vormsel krijgen:
vormsel kriege (L374p Thorn)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L374p Thorn)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
geweer (L374p Thorn),
gewîer (L374p Thorn)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24410 |
gewei van een hert |
gewei:
gewei (L374p Thorn)
|
Gewei van een mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|