17853 |
glijden |
glijden:
glieje (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
glitschen (du.):
glitsje (L374p Thorn),
glitsen:
glitsje (L374p Thorn),
sleuren:
slèùre (L374p Thorn),
slöre (L374p Thorn)
|
glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2, III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
glimlachen:
glimlache (L374p Thorn),
monkelen:
monkele (L374p Thorn)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
ideosyncr.
glimworm (L374p Thorn),
WLD
glimworm (L374p Thorn),
gloeiworm:
ideosyncr.
gleujwörm (L374p Thorn),
lichtkever:
WLD
lichtkèèver (L374p Thorn),
nachtlichtje:
nachtleechtje (L374p Thorn),
pee:
pe (L374p Thorn),
sic
pe (L374p Thorn)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
glorija (L374p Thorn)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
gluuperd (L374p Thorn)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluuperig (L374p Thorn),
huichelachtig:
huichelegtig (L374p Thorn)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (L374p Thorn)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
godsdienstonderricht:
godsdeenstòngerricht (L374p Thorn)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (L374p Thorn),
godslamp (L374p Thorn)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
gaodslasteren (L374p Thorn)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|