e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heer heer: i.ər (Thorn) heer [RND] III-3-1
heerbaan brede weg: breije wéég (Thorn), heerbaan: heerbaan (Thorn) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heerszuchtig heerszuchtig: hearszuchtig (Thorn), heerszuchtig (Thorn) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: heis (Thorn), hijs (Thorn), schor: sjor (Thorn) hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heggenmus blauwverver: blauwvèrver (Thorn) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
hegmulder hegmulder: hɛkmø̜ldǝr (Thorn) Rondtrekkende molenaar of molenaarsknecht die in de molen diverse werkzaamheden uitvoert. [N O, 40b; A 42 A, 50 add.; N O, 40g] II-3
heibezem heibezem: heibaessem (Thorn) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heidehoning heihoning: heihoning (Thorn) Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.] II-6
heilaarde, dichte zwarte grond plakgrond: plakgronjt (Thorn) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig heilig: heilig (Thorn) Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3