e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het schuifje krijgen geen absolutie (<fr.) krijgen: gein abselutie kriege (Thorn) Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)] III-3-3
het vlieggat dichtstoppen toemaken: tumākǝ (Thorn) Wanneer men met de kasten of korven reist, stopt men het vlieggat dicht. Bij een kast gebeurt dit afsluiten met een schuif, bij een korf met hooi, gras of gaas. Korven en kasten worden met de onderkant boven en de raten in het verlengde van de as richting voertuig geplaatst (L 265, 289 en 333) en stevig met elkaar verbonden. [N 63, 104d; N 63, 105; monogr.] II-6
het vuur aansteken aanstoken: aanstoôke (Thorn) aanstoken [SGV (1914)] III-2-1
het vuur doven uit laten gaan: de staof oet laote gaon (Thorn) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
het vuur wijden op paaszaterdag wijding van het paasvuur: wiejing van t paosveur (Thorn) Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)] III-3-3
het zielboek aflezen de dodenlijst aflezen: doeejeliest aaflaeze (Thorn) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
het zielboek voldoen bijdrage voldoen: biedraage voldoon (Thorn) Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)] III-3-3
hete bliksem hete bliksem: heite bliksem (Thorn) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heten heten: heitə (Thorn) heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukeling opper: ǫpǝr (Thorn) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3