21912 |
kaal duivenjong |
kaal mak:
kaal mak (L374p Thorn)
|
een jong van enkele dagen oud, nog met haar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kø̜̄mǝ (L374p Thorn)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krepkes (L374p Thorn),
krappen:
krappe (L374p Thorn)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20024 |
kaaps viooltje |
kaaps viooltje:
WLD (verkortingsboogje boven \\ )
kaaps vi-jeuəlke (L374p Thorn),
kaapsviool:
idiosyncr.
kaapsfioeəl (L374p Thorn)
|
Kaapsviooltje (saintpaulia). Kas en kamerplant met violette of roze bloemen (violettekesplant, kaaps viooltje, poliake). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
26500 |
kaar |
kaar:
kār (L374p Thorn)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
24676 |
kaardenbol |
kaardenbol:
idiosyncr.
kaarbol (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
WLD
kaardebolle (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
kam:
idiosyncr.
kamp (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
klit:
klet (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
[N 92 (1982)]kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)] || Weverskaarde (dipsacus fullonum 120 tot 150 cm groot. De plant heeft een krans van lange, rechtopstaande schutbladeren. De schutblaadjes steken uit boven het purperen blad en eindigen in buigzame of stijve stekels. Vroeger in Limburg gekweekt en daar we [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kēͅəs (L374p Thorn)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
23595 |
kaarsenaansteker |
kaarsenaansteker:
kaese aanstaeker (L374p Thorn)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kèèsebak (L374p Thorn),
kaarsenstandaard:
kaesestandaard (L374p Thorn)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23596 |
kaarsendover |
kaarsendover:
kaese douver (L374p Thorn)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|