e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsenpit wiek: week (Thorn) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart die niet meetelt in het spel blinde, een ~: blinj (Thorn) Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaart met prentje prentje: printje (Thorn, ... ) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Thorn) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen afpakken: aafpakke (Thorn), bijpakken: biepakke (Thorn) Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten voor geld voor geld spelen: veur geldj speulen (Thorn) Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaas kaas: keês (Thorn), kîês (Thorn) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaasmijt made: maaije (Thorn) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsbal prikkebal: prikkebal (Thorn) Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaatsen prikken: prikə (Thorn) kaatsen [RND] III-3-2