33351 |
kalverstal |
kalverenstal:
kǭvǝrǝ[stal] (L374p Thorn)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
22729 |
kameel |
kameel:
kamiël (L374p Thorn)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
22487 |
kamerschieten |
kamers schieten:
kamers sjeete (L374p Thorn),
kamerschieten:
kamer sjeete (L374p Thorn)
|
Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
26321 |
kammen van het luiwiel |
kammen:
kɛm (L374p Thorn)
|
De kammen van het luiwiel, die meestal in het verlengde van de straal bevestigd zijn. [N O, 25i]
II-3
|
26246 |
kamnagels |
pinnen:
(enk)
pen (L374p Thorn)
|
De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m]
II-3
|
22336 |
kampen |
kavelen:
kavele (L374p Thorn),
kāvələ (L374p Thorn)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24704 |
kamperfoelie |
boswinde:
idiosyncr.
boswinj (L374p Thorn)
|
Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25296 |
kan, maat van één liter |
kan:
(vloeistof).
kan (L374p Thorn),
liter:
(alle vloeistof).
līēter (L374p Thorn)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (L374p Thorn, ...
L374p Thorn,
L374p Thorn)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
grog:
grog (L374p Thorn)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|