28000 |
koolbank |
kolenbank:
koalǝbaŋk (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een koollaag bestaat in de regel uit verschillende bankjes kool die onderling gescheiden zijn door laagjes steen of doorgroeid gesteente. Langs deze gelaagdheid laat de kool los. [N 95, 476; monogr.]
II-5
|
28014 |
koolfront |
kolenfront:
koalǝfront (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De zijde in de lengterichting van de pijler die in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. [N 95, 474; monogr.; N 95, 398; Vwo 432]
II-5
|
28393 |
koolgruis |
gruis:
grȳs (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Zwartberg, Eisden]),
kolengruis:
koalǝgrȳs (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Koolgruis. Jongeneel (pag. 42/49) maakt onderscheid tussen "mascherang" en "pof". Met de eerste term duidt hij kolengruis met grote stukken aan, met de tweede kolengruis met kleine stukken. Zie ook de lemmata Stukkool en Schachtkool. [N 95, 465; monogr.]
II-5
|
27997 |
koollaag |
kolenlaag:
koalǝlǭx (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 186; N 95, 472; monogr.]
II-5
|
24192 |
koolmees, mees |
bijmus:
biemus (L374p Thorn),
bijmusje:
biemöske (L374p Thorn),
koolmees:
koolmees (L374p Thorn),
mees:
mees (L374p Thorn)
|
Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || koolmees || koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)] || mees [SGV (1914)]
III-4-1
|
28097 |
koolploeg, koolschaaf |
kolenploeg:
koalǝplōx (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
schaaf:
šāf (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Toestel voor het losmaken en laden van steenkool. De koolploeg snijdt en breekt de steenkool los en stuwt die opzij in een transporteur die onmiddellijk naast de koolploeg ligt. De transporteur dient niet alleen voor de afvoer van de kolen, maar ook als geleiding voor de koolploeg om de ploeg op zijn plaats te houden en tegen de steenkoolwand te drukken. Telkens na het voorbijgaan van de ploeg moet de transporteur weer verder naar het koolfront worden geschoven. Daartoe dienen persluchtcylinders, die om de vijf a zes meter aan de transporteur zijn bevestigd en achtereenvolgens worden bediend. De "PF 0" die men in de mijnen van Winterslag en Waterschei gebruikt, is volgens de invuller uit Q 3 een "Schnellhobel" met een snelle kettingtransporteur; de "PF I" en "PF II" daarentegen zijn langzamere typen met een brede kettingtransporteur. "PF" is een afkorting voor Panzerförderer. [N 95, 597; N 95, 599; monogr.; Vwo 379; Vwo 673; Vwo 718]
II-5
|
28013 |
koolpost |
kolenpost:
koalǝpost (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Werkpunt aan het koolfront. [N 95, 473; monogr.]
II-5
|
21016 |
koolraap |
kolraap:
ideosyncr.
kolraabe (L374p Thorn),
WLD
kolraabe (L374p Thorn),
koolraap boven de aarde:
ideosyncr.
kolraabe bove ’t aerd (L374p Thorn),
reube:
WLD
reube (L374p Thorn)
|
De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)]
I-7
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
koolraab:
(mv)
kolrābǝ (L374p Thorn),
kraab:
(mv)
krābǝ (L374p Thorn)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
glaskoolraab:
glās[koolraab] (L374p Thorn),
koolraab:
[koolraab] (L374p Thorn),
koolraab boven de aarde:
[koolraab] bovǝ d ērt (L374p Thorn)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|