23593 |
kosteres |
kosteres:
køͅstəreͅs (L374p Thorn)
|
Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21550 |
kostschool |
internaat:
internaat (L374p Thorn),
kostschool:
kostsjool (L374p Thorn),
pensionaat (<fr.):
pensionaat (L374p Thorn)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kerbenaaj (L374p Thorn),
kermənaaj (L374p Thorn)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
28619 |
koud zetten |
koud zetten:
kǭt zętǝ (L374p Thorn)
|
Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a]
II-6
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
akelig weer:
akelig waer (L374p Thorn),
dompig (weer):
dómpig (L374p Thorn),
duister (weer):
duuster wêêr (L374p Thorn),
loerachtig (weer):
loeregtig (L374p Thorn),
mistig (weer):
mistig waer (L374p Thorn),
motlucht:
moewtlocht (L374p Thorn),
triestig (weer):
tristig (L374p Thorn),
zompig:
zömpig (L374p Thorn)
|
donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19276 |
koude drukte maken |
druk maken voor niks:
drək maake vuer niks (L374p Thorn)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25235 |
koude mist |
koude mot:
kaoje moewt (L374p Thorn),
zure, een:
zoore (L374p Thorn)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
koude wind:
eine koaje wintj (L374p Thorn),
noordwind:
noardwindj (L374p Thorn)
|
koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
koudveur (L374p Thorn),
vuur:
vuur (L374p Thorn)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
Die hois is hail regt, das zeen gein minderiŋs in het bein (L374p Thorn),
Het bein van die hois is tə kort (L374p Thorn),
hois (L374p Thorn)
|
Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|