e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kosteres kosteres: køͅstəreͅs (Thorn) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostschool internaat: internaat (Thorn), kostschool: kostsjool (Thorn), pensionaat (<fr.): pensionaat (Thorn) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kerbenaaj (Thorn), kermənaaj (Thorn) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
koud zetten koud zetten: kǭt zętǝ (Thorn) Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a] II-6
koud, mistig en somber weer akelig weer: akelig waer (Thorn), dompig (weer): dómpig (Thorn), duister (weer): duuster wêêr (Thorn), loerachtig (weer): loeregtig (Thorn), mistig (weer): mistig waer (Thorn), motlucht: moewtlocht (Thorn), triestig (weer): tristig (Thorn), zompig: zömpig (Thorn) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken druk maken voor niks: drək maake vuer niks (Thorn) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] III-1-4
koude mist koude mot: kaoje moewt (Thorn), zure, een: zoore (Thorn) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: eine koaje wintj (Thorn), noordwind: noardwindj (Thorn) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: koudveur (Thorn), vuur: vuur (Thorn) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous: algemeen hoos: Die hois is hail regt, das zeen gein minderiŋs in het bein (Thorn), Het bein van die hois is tə kort (Thorn), hois (Thorn) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3