e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loten add.: loterij loterij: loaterie (Thorn) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loteren, los zitten los zitten: los zitte (Thorn), uitlodderen: oetgelodderdj (Thorn) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtballon luchtballon: lochtballon (Thorn), logtballon (Thorn) een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1
luchtbel in water brobbel: brobbel (Thorn) de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtcirculatie doorstroming: doorstroming (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De circulatie van de lucht door de ondergrondse werken. [N 95, 210] II-5
luchtdeur lochtdeur: loxtdø̄r (Thorn  [(Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]), wetterdeur: wętǝrdø̄ǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862] II-5
luchthamer afbouwhamer: āfbuwhāmǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), āfbǫwhamǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) De door samengeperste lucht aangedreven hamer waarmee de houwer in de pijler de steenkool delft. [N 95, 808; monogr.; N 95, 760 add.; Vwo 30; Vwo 487; Vwo 598; Vwo 603; div.] II-5
luchtkanalen kanaaltjes: kanɛ̄lkǝs (Thorn) Smalle luchtkanalen in de bodem van de oven waardoor geventileerd werd wanneer zich teveel waterdamp in de oven ontwikkelde. In L 331 werden de bodemstenen zo neergelegd dat daartussen luchtpijpen vrijbleven. Deze stenen noemde men kallen (kal\) - Donkers, pag. 46. [monogr.] II-8
luchtkoker lochtkoker: loxtkǭkǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), lutte: lǫt (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489] II-5
luchtkokertoer luttentoer: lotǝntūr (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]) Serie aaneengesloten luchtkokers. [N 95, 221; monogr.] II-5