e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begin van de dienst aanvangschicht: ānvaŋšext (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), beginschicht: bǝgenšext (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden, Zwartberg]) Uit de antwoorden blijkt dat men de woordtypen als "beginschicht" en "begin van de schicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 119; monogr.] II-5
beginvoor, -voren aanslag: ānslāx (Thorn) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
beginvoren in het midden rug: rø̜k (Thorn) Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b] I-1
begrafenis begrafenis: begraafenis (Thorn), begrafenis (Thorn, ... ), begrêfenis (Thorn) begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] III-2-2
begrafenismaal koffietafel: koffiejtaofel (Thorn) het begrafenismaal [N 96D (1989)] III-2-2
begraven begraven: begraave (Thorn), begrave (Thorn) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen begrijpen: begriepe (Thorn), begrīēpe (Thorn) met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef begrip: begrip (Thorn, ... ), benul: benul (Thorn) een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] III-1-4
beiaard carillon (fr.): cariljon (Thorn), klokkenspel: klokkespel (Thorn) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beide beenderen van de onderkaak geschaar: gǝšīr (Thorn), gǝšīǝr (Thorn) De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30] I-9