e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naaste evennaaste: aevenaoste (Thorn), naaste: naoste (Thorn) Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)] III-3-3
nabidden nabeden: naobaeje (Thorn), naobèèje (Thorn) Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
nabootsen imiteren (<fr.): imitere (Thorn), na-apen: nao-aape (Thorn) iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)] III-3-1
nabreken nabreken: nǭbrē̜kǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]) Gesteente uit het dak en eventueel uit de wanden wegnemen om op deze wijze toegedrukte galerijen en steengangen weer te verruimen. [N 95, 903; N 95, 390; N 95, 384; monogr.; Vwo 216; Vwo 537] II-5
nachtbraken nachtbraken: nachtbraake (Thorn), zwabber (zn.): zwabber (Thorn) tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)] III-3-1
nachtdienst nachtschicht: naxšext (Thorn  [(Maurits)]   [Laura, Julia]) De dienst van 10 uur ''s avonds tot ''s anderendaags 6 uur in de morgen (Vanwonterghem pag.160, Defoin pag. 211). Volgens de informant van Q 15 kende de nachtdienst een vierkante penning. Het woordtype "televisieschicht" duidt volgens dezelfde invuller op het feit dat, wanneer deze dienst begon, het t.v.-programma was afgelopen. Ze begon twee uur later dan de normale nachtdienst en werd vooral gevuld met roofwerkzaamheden. Zie verder ook de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 118; monogr.; Vwo 539; Vwo 540] II-5
nachtegaal nachtegaal: nachtegaal (Thorn), nagtegaal (Thorn) nachtegaal [SGV (1914)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)] III-4-1
nachtmis nachtmis: nachmès (Thorn), nachtmès (Thorn) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nachtzwaluw vliegende paard: is wanneer ze overdag in een boom zit onvindbaar daar ze de eigenschap heeft niet dwars op een tak te zitten, maar in de lengte, dus parallel met de tak en zodoende onzichtbaar.  vleegendje perd (Thorn), vliegende pad: vleegendje pèt (Thorn) nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
nadeel nadeel: naodeil (Thorn), schade: sjaai (Thorn, ... ) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] III-1-4