22368 |
op stelten lopen |
steltlopen:
steltj laope (L374p Thorn),
steͅltj loͅupə (L374p Thorn)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17913 |
opbergen |
opbergen:
opbergə (L374p Thorn)
|
opbergen [DC 38 (1964)]
III-1-2
|
27769 |
opbraak |
opbraak:
opbraak (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
opbrāk (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een blinde schacht die in opwaartse richting wordt gedreven. De invuller uit L 417 merkt daarover voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat een opbraak en een neerbraak (zie het lemma Neebraak) een "beurkê", d.w.z. een blinde schacht, in opbouw zijn. [N 95, 183; N 95, 78; monogr.; Vwo 206; Vwo 567]
II-5
|
21880 |
opbrengst |
opbrengst:
de opbringst (L374p Thorn),
opbringst (L374p Thorn)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28631 |
opdoeken |
een doek om de korf doen:
ǝnǝ dōk om de kø̜rf dōn (L374p Thorn)
|
Een doek onder de korf steken. De uiteinden van de doek worden met pinnetjes of oognagels vastgezet aan de korfwand. Hierdoor verhindert men het wegvliegen van de bijen tijdens het reizen. [N 63, 104a; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
17897 |
opeenschuiven |
schuiven:
sjuuve (L374p Thorn)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28482 |
open broed |
open broei:
ǭpǝ brø̄j (L374p Thorn)
|
Broed dat nog niet afgesloten of verzegeld is. De toekomstige bij zit dan nog in het stadium van ei en larf. [N 63, 25a; N 63, 20a; N 63, 22c]
II-6
|
21548 |
openbare verkoop |
veiling:
veiling (L374p Thorn),
verkoop bij opbod:
verkoup bie opbod (L374p Thorn)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
steinwaeg (L374p Thorn),
weg:
de wéég (L374p Thorn)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
opbreken:
ǫp˱brę̄kǝ (L374p Thorn)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|