e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paaskaars paaskaars: paoskaes (Thorn), paoskéés (Thorn) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaslammetje n paaslammetje].: mölder (Thorn) Iemand die pas op het laatste moment (d.w.z. op Beloken Pasen) zijn paasplicht vervult [ne mölder, mulder [N 96D (1989)] III-3-3
paaszaterdag `s zaterdags voor pasen: saoterdigs vüër paose (Thorn), paaszaterdag: paoszaoterdig (Thorn, ... ) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pachtboer halfe: halfǝ (Thorn), pachter: pęxtǝr (Thorn) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Thorn) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw halferse: halfǝšǝ (Thorn) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: pet (Thorn, ... ) pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paad (Thorn), paat, pêj (Thorn), pāāt (Thorn) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] || pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) duivelskaas: idiosyncr.  duvelskiəs (Thorn), paddestoel: peddestool (Thorn), pɛ̝dəstô.l (Thorn), WLD  paddestool (Thorn) paddestoel [RND], [SGV (1914)] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)] III-4-3
paddestoel met hoed paraplu: idiosyncr.  parepluuj (Thorn) Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] III-4-3