29871 |
pannenvormer |
pannenmaker:
panǝmē̜kǝr (L374p Thorn)
|
Arbeider die de pers bediende waarmee de pannen werden gevormd. Het woordtype pannenkletser is ook de algemene scheldbenaming voor de inwoners van Tegelen - Tegels Dialek, pag. 107. [monogr.]
II-8
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffele (L374p Thorn)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20057 |
pantoffeltje |
pantoffeltje:
idiosyncr.
pantuffelke (L374p Thorn)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20558 |
pap |
brij:
brie (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
pap:
pap (L374p Thorn, ...
L374p Thorn,
L374p Thorn,
L374p Thorn)
|
brij [SGV (1914)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21954 |
pap (kropmelk) |
kropmelk:
Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:
kropmèlk (L374p Thorn)
|
Hoe heet verder: de pap of kropmelk waarmee de jongen eerst gevoed worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21126 |
papier |
papier:
papeer (L374p Thorn),
pĕpeer (L374p Thorn)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L374p Thorn)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
paraplu (L374p Thorn)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18395 |
parel |
parel:
pêrel (L374p Thorn)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
borrelen:
borrele (L374p Thorn)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|