e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijlerband band: banjtj (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]) Bandtransporteur voor een pijler. Om het schepwerk te vergemakkelijken en omdat de steenkoollagen vaak dun zijn, heeft men voor het gebruik in een pijler een speciaal soort bandtransporteur ontwikkeld. Daarbij worden de losgemaakte kolen niet op het bovenste banddeel, maar op de over de vloer slepende onderband geschept (Handb. H. pag. 69). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (pijler)- het lemma Pijler. [N 95, 664; monogr.] II-5
pijlkruid zwelvenstaart: idiosyncr.  zwelvestert (Thorn) Pijlkruid (sagittaria sagittifolia 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels zijn driekantig; de bladeren zijn pijlvormig, de ondergedoken bladeren lintvormig, tevens stomp; de bloemen groeien in kransen van 3, eenslachtig vrouwelijk onderaan, 3-tallig, wit [N 92 (1982)] III-4-3
pijn pijn: pien (Thorn), pin (Thorn) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pijpbeen pijp: pīp (Thorn) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
pijpenkrul pijpenkrul: piepekrol (Thorn, ... ) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pilaar pilaar: pilaer (Thorn), pilèèr (Thorn) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees pimpelmees: pimpelmijs (Thorn), pimpermees (Thorn) pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pimpernel pimpernel: idiosyncr.  pimpernel (Thorn), WLD  pimpernel (Thorn) Grote pimpernel (sanguisorba officinalis 30 tot 140 cm. De bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn langwerpig en gezaagd. De bloemen groeien in langwerpige, dichte aren en zijn klein. De bloemen zijn bruinrood van kleur, zonder kroonbladeren, met [N 92 (1982)] || Kleine pimpernel (sanguïsorba minor 15 tot 60 cm grote plant. De plant heeft groenachtige bladeren in bolvormige aren met veel meeldraden en 2 stengels. Te vinden op droge, grazige en zandige plaatsen en in kalkrijke duinen. Plaatselijk vrij algemeen (s [N 92 (1982)] III-4-3
pin, puntijzer pin: pen (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]), penǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De pinvormige ijzeren steekbeitel van de luchthamer. [N 95A, 7; N 95, 760 add.; N 95, 736; monogr.; Vwo 68; Vwo 362; Vwo 604] II-5
pineinde pin: pen (Thorn) Het achtereinde van de molenas in windmolens. Zie afb. 45, 46, 47 en 48. Zie ook het lemma ɛtapɛ. Het betreft daar het uiteinde van de molenboom in watermolens.' [N O, 10r; A 42A, 88] II-3