e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruisen van bladeren ruisen: ideosyncr.  roese (Thorn), WLD  roesen (Thorn) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiter praamhaak: prāmhǭk (Thorn) De haak of beugel waarmee de kop van de vangplank of het sleepstuk aan de daklijst of aan een speciale balk vastligt. [N O, 12e] II-3
ruitijd ruitijd: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  de ruuj tied (Thorn) Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)] III-3-2
ruk ruk: ruk (Thorn), rək (Thorn) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind rukwind: ruk winjt (Thorn), rø̜kwentj (Thorn), rəkwindj (Thorn), windstoot: windjstoat (Thorn), winjt stoot (Thorn) Een ongelijke, stotende wind. [N O, 9e] || rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] II-3, III-4-4
rund rind: rentj (Thorn) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hoorsel (Thorn), hoostel (Thorn) horzel [SGV (1914)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] III-4-2
runderlapjes rindslapjes: rinslepkes (Thorn), varkenslapjes: verkeslepkes (Thorn) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee vee: vīǝ (Thorn) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep bouillon: boeljon (Thorn), rindvleessoep: rindjvleissop (Thorn) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3