e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurpoort poort: [poort] (Thorn) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtje schuurtje: scheurkə (Thorn) schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuw schuw: ideosyncr.  sjoew (Thorn), WLD  sjōēw (Thorn) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
seinbel schachtbel: šaxbɛl (Thorn  [(Maurits)]   [Willem-Sophia]), sein: sein (Thorn  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) De bel waarmee de seingever seinen kan geven aan de ophaalmachinist. Zo kan hij doorgeven of de liftkooi omhoog of omlaag moet en met welke snelheid dit moet gebeuren. [N 95, 92; monogr.] II-5
seinfluit seinfluit: seinfluit (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668] II-5
seingever seingever: sęjngę̄vǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700] II-5
seksen seksen: sɛksǝ (Thorn) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selderie: WLD  selderie (Thorn), slederie: ideosyncr.  slederiej (Thorn) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): semenariej (Thorn) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering kruidnagel: de bloemen der sering. (...) overeenkomst (...) specerij (...).  kroetnegel (Thorn), kruidnageltje: kroetneêgelke (Thorn, ... ), pinksterbloem: sering  pinksteblôôm (Thorn) [SGV (1914)]sering [SGV (1914)] I-7, III-4-3