19894 |
slot |
slot:
sloat (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
šlō.t (L374p Thorn)
|
Onderdeel van een inschuifbare, metalen stijl. Het slot vormt de verbinding tussen de onder- en de bovenstijl en veroorzaakt, wanneer het is vastgezet, een wrijvingsweerstand die groter wordt naarmate de bovenstijl verder in de onderstijl schuift. [N 95, 310; monogr.] || Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-5, II-9
|
17577 |
sluik haar |
dun haar:
dun haor (L374p Thorn),
sluik haar:
sluike haor (L374p Thorn)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
hazenslaap doen:
den hazeslaop doon (L374p Thorn),
knikken:
knikke (L374p Thorn),
sluimeren:
sloemere (L374p Thorn)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17933 |
sluipen |
sluipen:
sloepe (L374p Thorn),
sluipe (L374p Thorn)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21174 |
sluis |
sluis:
sloes (L374p Thorn),
slōēs (L374p Thorn)
|
de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21175 |
sluisdeur |
schoft:
sjoft (L374p Thorn)
|
het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21176 |
sluismeester |
sluismeester:
ps. bij vraag 55 staat er sl؉s, hier staat er sloes...; is dit wel correct?!
sloesmeister (L374p Thorn),
sluiswachter:
sloeswachter (L374p Thorn)
|
de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24943 |
sluiten (van grond) |
sluiten:
gesloote gronjt (L374p Thorn)
|
hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (L374p Thorn)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20168 |
sluitspeld |
toespang:
toespang (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|