18025 |
snottebel |
snotterbel:
snooterbel (L374p Thorn)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18027 |
snotteren |
snoeven:
snoeve (L374p Thorn),
snotteren:
snotere (L374p Thorn),
snōōtere (L374p Thorn)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuifje:
snûfke (L374p Thorn)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21858 |
snuisterij |
prulletje:
prulke (L374p Thorn),
snuisterij:
snuisteriej (L374p Thorn),
snuisterij (L374p Thorn)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
naas:
nās (L374p Thorn),
snoet:
snoet (L374p Thorn),
ideosyncr.
snoet (L374p Thorn),
WLD
snōēt (L374p Thorn),
snuit:
snoet (L374p Thorn),
snuits:
snoewts (L374p Thorn),
snuts (L374p Thorn)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
17841 |
snurken |
snurken:
snórke (L374p Thorn)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18971 |
sober |
sober:
sober (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24116 |
sobriëtas |
mariavereniging:
mariavereniging (L374p Thorn)
|
De R.K. vereniging ter bestrijding van het drankmisbruik (Mariavereniging, Sobriëtas). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20664 |
soep |
sop:
sop (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
mermiet (L374p Thorn),
soepketel:
soepketel (L374p Thorn),
sopkêtel (L374p Thorn)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ketel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|